Een archeologische vondst die is aangetroffen bij een opgraving is eigendom van een provincie, een gemeente, of het Rijk (artikel 5.7 Erfgoedwet). Certificaathouders en andere partijen die een opgraving mogen uitvoeren moeten alle vondsten van een opgraving binnen twee jaar na voltooiing van die opgraving overdragen aan de eigenaar (artikel 5.6 lid 3 Erfgoedwet). Zo blijven archeologische vondsten behouden en kunnen ze voor publiek toegankelijk worden gemaakt.
Helaas komt het voor dat een vondst gedurende het uitwerkingstraject zoek raakt. De depothouder/eigenaar van de vondst kan bij de overdracht van de vondsten de voorwaarde stellen dat zo’n vermissing gemeld is bij de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed.
U kunt daarvoor gebruik maken van het onderstaande formulier. Na ontvangst beoordeelt de Inspectie of er meer informatie of een nadere actie nodig is. Daarna bevestigt de Inspectie de verwerking van de melding aan de melder. Met deze geaccordeerde bevestiging kunt u aantonen dat u aan de voorwaarde van de depothouder/eigenaar hebt voldaan.