Teruggave van cultuurgoederen

Wat tot het beschermde culturele erfgoed van een land hoort, is aan elk land om dat zelf te bepalen. In het algemeen zijn het voorwerpen die een belangrijke relatie hebben met de oudheidkunde, de prehistorie, de geschiedenis, de letterkunde, de kunst of de wetenschap. Deze algemene omschrijving is ontleend aan de definitie uit het UNESCO-verdrag 1970. 

De meeste landen hebben dit overgenomen, en aangepast aan de eigen, nationale situatie. Bij een teruggaveprocedure gaat het erom dat de voorwerpen van wezenlijk belang zijn voor het cultureel erfgoed van een land en in de nationale wetgeving zijn omschreven.

Wanneer deze voorwerpen onrechtmatig hun land verlaten, bijvoorbeeld als gevolg van diefstal, plundering, illegale opgraving of onrechtmatige uitvoer, en opduiken in Nederland,  dan kan een teruggaveprocedure worden ingesteld. Het gaat dan om cultuurgoederen uit landen die zijn aangesloten bij de UNESCO-verdragen 1970 en 1954, om cultuurgoederen uit Irak en Syrië of uit een van de lidstaten van de EU. Omgekeerd kan Nederland in deze landen een verzoek doen tot teruggave wanneer beschermd erfgoed uit Nederland verdwijnt. 

Taak Inspectie
De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed is aangewezen voor het toezicht op de naleving van het gestelde in de Erfgoedwet. Wanneer een beroep wordt gedaan voor nader onderzoek door een verzoekende lidstaat, dan kan de Inspectie dat voorwerp opsporen en de identiteit van de bezitter en/of houder ervan vaststellen. Ook kan de Inspectie in samenwerking met de betrokken lidstaat de nodige maatregelen treffen voor het materiële behoud van het cultuurgoed. Met een inbewaringneming kan worden voorkomen dat een cultuurgoed aan de teruggaveprocedure wordt onttrokken. Onder teruggave wordt verstaan de daadwerkelijke terugkeer van het cultuurgoed op het grondgebied van de verzoekende lidstaat.

In de afgelopen jaren was de Inspectie betrokken bij verschillende teruggaves. Zo werden onder de werking van het Haags Verdrag vier iconen teruggeven aan Cyprus, die afkomstig waren uit het bezette Noord-Cyprus. Ook onder de werking van de Sanctieregeling Irak 2004 II zijn voorwerpen teruggegeven, evenals onder de werking of in de geest van het UNESCO-verdrag 1970.

Voorwaarden voor teruggave
De inbewaringneming en teruggaveprocedure zijn onder meer afhankelijk van de omstandigheden van de zaak, het eigenaarschap van een goed en de wettelijke bepalingen. Die zijn voor ieder verdrag of wettelijke regeling anders. In Nederland is dit opgenomen in de Erfgoedwet 2016 (zie vooral hoofdstukken 3, 4 en 6). Iedere wetgeving heeft dus zijn eigen bepalingen en voorwaarden waaronder een teruggaveprocedure kan worden ingesteld. Hierbij moeten onder andere de termijnen en het toepassingsgebied in acht worden genomen van de verschillende regelingen die  in Nederland van kracht zijn. Een nadere uitleg over de regelgeving vindt u onder Wetgeving

Verjaringstermijnen
Binnen cultuurwetgeving worden verschillende verjaringstermijnen gehanteerd op basis waarvan kan worden geacteerd en voor vorderingen tot teruggave.

Een vordering tot teruggave bij een bevoegde rechtbank kan worden ingesteld wanneer cultuurgoederen op Nederlands grondgebied worden aangetroffen. Er zijn verschillende verjaringstermijnen die in acht moeten worden genomen voor de instelling van een vordering. De verjaring voor een teruggave van wettelijk beschermd erfgoed uit een van de lidstaten van de EU is 30 jaar, en voor openbare collecties en kerkelijk of religieus erfgoed is dit 75 jaar. Maar er zijn uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld voor lidstaten waar geen verjaring van de vordering geldt. Ook met andere termijnen moet rekening worden gehouden in de verschillende regelingen, zoals bijvoorbeeld wanneer bekend is waar een voorwerp zich bevindt.

Daarnaast kan er een samenloop zijn met strafrecht, waar ook bepaalde termijnen gelden voor bijvoorbeeld diefstal of heling*. 

Termijnen
Wettelijke regeling Terugvordering mogelijk
UNESCO-verdrag 1970 Op of na 1 juli 2009
UNESCO-verdrag 1954 Op of na 14 januari 1959
Richtlijn 2014/60/EU Op of na 1 januari 1993
Sanctieregeling Irak Op of na 6 augustus 1990
Sanctieregeling Syrië Op of na 15 maart 2011

Andere manieren van teruggave

Niet altijd wordt een vordering via een formele weg afgehandeld, en wordt een procedure ingesteld bij een bevoegde rechtbank. Soms worden ook voorwerpen afgestaan voor teruggave, omdat de houder van een goed afziet van een verdere procedure, of omdat een eigenaar of houder het belangrijk vindt dat onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen weer terugkeren naar het land van herkomst.

Benodigde documenten bij een vordering tot teruggave

Als een vordering tot teruggave wordt ingesteld tegen een bezitter of houder bij een bevoegde rechtbank, moeten verschillende documenten worden meegestuurd: (Artikel 1011a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering)

  • Een document waarin het cultuurgoed is beschreven, en waaruit blijkt dat het van wezenlijk belang is voor het cultureel erfgoed van een land;
  • Een verklaring van het land dat het cultuurgoed onrechtmatig buiten het grondgebied is geraakt of daar is ontvreemd.

Nodige zorgvuldigheid en billijke vergoeding

Wanneer er sprake is van een teruggave, is het mogelijk dat een bezitter in aanmerking komt voor een billijke vergoeding. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van de zaak en of de bezitter kan bewijzen dat bij de verwerving van een voorwerp de nodige zorgvuldigheid is betracht. In de Nederlandse wetgeving is vastgelegd wat hieronder wordt verstaan. Het gaat dan om bijvoorbeeld documentatie over de herkomst van het goed, uitvoervergunningen van het betreffende land, de aard van de partijen, de betaalde prijs, en of moeite is gedaan om bijvoorbeeld registers over gestolen cultuurgoederen te raadplegen. Een handelaar of een veilinghouder moet ook de identiteit van de verkoper vastleggen en een bewijs vragen of die persoon bevoegd is om over het voorwerp te beschikken. Dit moet worden bijgehouden in een register (artikel 87a Burgerlijk Wetboek, Boek 3).

[*] Het terrein van verjaringstermijnen is niet altijd makkelijk te doorgronden. Voor een overzicht wordt verwezen naar Vragen die door leden van de Tweede Kamer zijn gesteld aan de regering, Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, Aanhangsel 550.